· 

De economische moraal - onaantastbaar

 

Deel I - onaantastbaar

De economische identiteit

‘Zonder economische groei is er geen toekomst’. ‘Zonder economie is er geen eten’. ‘Zonder economie geen werk en dus geen bestaan’. ‘Als er teveel beperkende maatregelen komen gaat de economie weg uit dit land’. ‘Zonder subsidie kan de economie niet vergroenen’.

Met dit soort uitspraken claimt de economie aan de ene kant een onaantastbare positie, ten opzichte van de maatschappij, zodat zij zichzelf veel beter kan ontwikkelen dan wanneer ze 'onder toezicht' staat. Aan de andere kant stelt de economie zich afhankelijk op ten opzichte van de maatschappij als er maatschappelijke veranderingen gewenst zijn, zoals nu bijvoorbeeld vanuit de klimaatcrisis.

 

Kleine economische bedrijven zijn vaak heel erg betrokken bij maatschappelijke ontwikkelingen en vormen daar hun nieuwe business model op. In de verschillende boeken die ik over maatschappij en economie heb gelezen komt een ander beeld van moreel gedrag naar boven bij de grote economische identiteiten. In deze blog wil ik daarom kijken naar de morele positie die deze grote economische entiteiten innemen. Met als onderliggende vraag, of deze grote economie economische entiteiten eigenlijk nog wel aan de kenmerken voldoen die je van een identiteit in de maatschappij mag verwachten?


In een volgende blog zal ik het hebben over de rol die de economie eigenlijk zou kunnen spelen binnen de maatschappij.

Identiteiten

In deze blog heb ik het over de maatschappij als over de institutionele ordening van samenwerking van mensen en organisaties. Daarbinnen onderken ik voor deze blog drie grote identiteiten die als herkenbare groepen zichtbaar en aanspreekbaar zijn binnen de maatschappij.

  • De identiteit samenleving, dat zijn alle mensen die aan de ene kant individueel hun leven vormgeven, maar daarbij ook verschillende samenwerkingsvormen creëren om zo hun bestaan inhoud en zekerheid te geven. Dat doen ze bijvoorbeeld op basis van geloof, overtuiging of binnen het land waarin ze wonen.
  • De identiteit overheid, is een systemische identiteit die verschillende besturende taken op zich neemt voor het beheer en de groei van de samenleving binnen de grenzen van een land
  • Als laatste is er de identiteit economie, die bestaat uit vele organisatorische systemen, bedrijven, die van alles creëren en werk bieden. Het geheel van deze identiteit maakt ons bestaan mogelijk en geeft het zelfs vorm.

Het bijzondere is dat voor de verzameling individuele mensen in een maatschappij geen identiteitsnaam bestaat zoals voor de overheid en de economie. Maatschappij en samenleving lopen wat door elkaar. Ik heb gekozen voor de bekentenissen zoals hierboven, het past redelijk zie: wikipedia/samenleving).

 



'De klant vroeg er om'

De samenleving begint zich steeds meer te beseffen dat buiten ons zicht de economie dingen doet die we graag anders zouden zien. In de economie worden producten gemaakt waarachter schadelijke arbeidsomstandigheden zitten (goedkope arbeid), die de ecologie bedreigen (vervuilen) en die schadelijk zijn voor de gezondheid (junkfood).

 

De claim vanuit de economie is vaak dat de productiemethode en de producten zo zijn als ze zijn omdat de consument daar om vraagt. Heb je ooit een brief geschreven naar een kledingzaak met het verzoek om te korten op arbeidskosten zodat je nieuwe bloes goedkoper kan worden!? Heb je ooit, als consument, zelf een reclame gemaakt om bedrijven op te roepen toch vooral meer junkfood te gaan maken!?

De verantwoordelijkheid van de identiteit economie wordt verlegt naar de identiteit samenleving. Natuurlijk, goedkopere producten verkopen beter, maar het is niet de consument die zonder meer verantwoordelijk gemaakt kan worden voor die economische keuzes. De consument is helemaal niet betrokken geweest bij de beslissingen.

Openheid van informatie

Als consument kan je alleen achteraf onderzoeken of een product voor jouw aanvaardbaar is. Dat is wel een verschrikkelijk moeilijk taak!
- Ten eerste is de economie niet open in het verstrekken van informatie over hoe zij te werk gaat. Dat zou de positie van een bedrijf ondermijnen.
- Ten tweede kun je als consument onmogelijk alle producten die je aanschaft controleren omdat je er simpelweg de tijd en kennis niet voor hebt.

 

Schadelijke productiemethoden of schadelijke producten worden door de economie zelf geïntroduceerd.  In een samenwerking tussen overheid en economie worden grenzen vastgesteld waarbinnen vervuild mag worden, vaak zonder afspraken over opruimen.

Het welvaren van de samenleving heeft minder waarde dan het welvaren van de economische identiteit. Als voorbeeld weten we nu dat de kennis over de gevaren van CO2 uitstoot binnen de economie al sinds de jaren 70 bekend waren bij grote bedrijven. In plaats van deze informatie te delen met de maatschappij en er samen wat aan te doen, is deze informatie achter gehouden. Tot voor kort werd de wetenschappelijke kennis over het broeikaseffect vanuit de economische identiteit zelfs aangevochten, op dit moment zijn we in de fase dat de economie gesubsidieerd wil worden als de maatschappij schonere productiemethoden eist.

(Zie hierover bijvoorbeeld het boek 'No Time' van Naomi Klein)


Controle over jou

In haar boek surveillance capitalism beschrijft Soshana Zuboff hoe de digitale ‘kennis intensieve’ economie een systeem van gedragsaanpassing voor de samenleving implementeert. Alles wat we digitaal doen wordt vastgelegd en geanalyseerd. Met behulp van kennis uit de sociale wetenschappen wordt daarmee een systeem van informatieverspreiding en gedragsaanpassing op ons toegepast. Gedragsaanpassing tot meer consumptie, gedragsaanpassing tot meer geloof in het economische perspectief en zo verder.

Het tweede punt dat Zuboff aankaart is dat er van wederkerigheid tussen de identiteiten geen sprake meer is. Zuboff bespreekt wederkerigheid vooral in de context van het bieden van werk aan de samenleving in ruil voor het mogen doen van bedrijvigheid binnen de maatschappij. Het surveillance capitalism realiseert een structurele onafhankelijkheid tussen economie en maatschappij (overheid en samenleving) en lost daarmee de wederkerigheid op. Ten eerste kan ze met een vrij kleine groep specialistische werknemers met digitale systemen grote groepen van de samenleving bedienen, c.q. beheersen. Ten tweede wordt het overige laaggeschoolde werk op basis van losse individuele contracten uitgezet die snel inwisselbaar zijn. Denk aan de huidige pakketbezorgers, taxichauffeurs, kamerverhuurders, etc. Ten derde rekt ze de grenzen van de wetgeving op zonder daar op eigen initiatief een maatschappelijke discussie over te voeren, om vervolgens vanuit de voldongen situatie druk uit te oefenen op de inhoud van de nieuwe wetgeving

Feitelijk creëert het surveillance capitalism een eígen collectieve wereld, een nieuw soort ‘maatschappij’. Een geprivatiseerde sociale orde waarin de markt, en niet een democratische staat, de beheersing van kennis en vrijheid in zijn eigen economische domein concentreert. Zoals Thomas Piketty het zegt stuurt het surveillance capitalism onze maatschappij met krachten die democratisch gezien wel zijn toegestaan (vrije markt), maar tegelijkertijd deze democratie afbreken en zelfs vervangen. De identiteiten samenleving en overheid worden zoveel mogelijk buiten spel gezet in een soort feodaal economisch systeem.

(Zie het boek 'Surveillance capitalism' van Soshana Zuboff)

Reclame washing

Het eindeloos herhalen van reclame boodschappen, ook wel brainwashen, is een belangrijke en blijkbaar aanvaarde techniek om individuen te beïnvloeden. Het model is simpel en verleidelijk. Jij krijgt gratis een product of dienst uit de economie aangeboden in ruil voor jouw tijd die je moet besteden aan het bekijken van boodschappen uit de economie. Bijvoorbeeld voor het gratis bekijken van een film van 1,5 uur moet je in ruil daarvoor 45 minuten van jouw persoonlijke tijd te besteden aan 'de boodschap'. Een eerlijke ruil toch?

 

Bedenk eens hoeveel lastiger het is om een boodschap uit de samenleving bij de economie af te leveren.


Ontheemding

Het werken in de economie maakt dat werknemers zich minder betrokken voelen bij de sociale en natuurlijke omgeving waarin ze werken. Naomi Klein vertelt daar bijvoorbeeld over in haar noek 'No Time'. In Canada worden teergronden ontgonnen in een gebied zo groot als Engeland. Dit brengt een enorme destructie van oerbossen en vervuiling van de grond met zich mee. Voor de inwoners van die gebieden is dit een ramp. Zij verliezen de natuur als hun vriend en krijgen er ziektes voor terug. Met de kleine macht die zij bezitten zullen ze proberen hier wat tegen te doen. Toch zijn er genoeg werknemers te vinden die hier, voor een goed loon, graag aan het werk gaan. Als je geld nodig hebt of van ver komt maak je je niet meer druk om de effecten van het werk dat je doet. Je bent ontheemd van de sociale en natuurlijke omgeving.

 

We zien dit straks ook terug bij bespreken van de bankencrisis. Werknemers moeten kiezen tussen het voorzien in hun persoonlijke bestaan of de zorg voor het welzijn van de samenleving. Dat werknemers dan eerst kiezen voor het voorzien in hun eigen bestaan is logisch. Paradoxaal genoeg leidt dit wel tot ontheemding van de samenleving waarin ze hun bestaan willen opbouwen.

(Vrij naar voorbeelden uit het boek 'No Time' van Naomi Klein)

Groot is macht

Geert Noels beschrijft in zijn boek de drang naar, en de effecten van, gigantisme. Gigantisme is het vormen van gigantische bedrijven omdat dat beter en efficiënter is. Minder overhead kosten, meer winsten, meer kapitaal voor nieuwe investeringen, meer macht in de economie en meer macht t.o.v. de overheid.

Noels ziet wel een paradox dat het kapitalisme met gigantisme zijn belangrijkste en geroemde kenmerk onderdrukt, namelijk concurrentie. Alsof concurrentie een vijand is die onderdrukt moet worden. Schaalgrootte maakt het mogelijk opkomende concurrenten op te kopen voor ze gevaarlijk worden. Zoals bijvoorbeeld tech startups met mogelijk bedreigende technologieën, nieuwe patenten kunnen dan in eigen beheer komen.

De andere kant van het verhaal van gigantisme is ‘To big to fail’. Er zijn bedrijven die ontzettend belangrijk zijn voor de werking van de maatschappij. Energie, transport, voedsel, financiën. Feitelijk beheersen grote bedrijven daarmee de mondiale maatschappij. Dat wil niet zeggen dat deze bedrijven altijd verantwoord handelen. Dit kan een direct gevaar opleveren voor de maatschappij, de samenlevingen en het individu. Daarbij komt dat als deze bedrijven door hun eigen toedoen dreigen om te vallen, zoals in 2008 bij de bankencrisis gebeurde, de overheid en samenleving geacht worden voor het verlies bij te springen. Bij extreem grote winsten binnen de economie geldt deze regel overigens niet. Er is geen wederkerigheid.

Waar Noels zich druk om maakt is dat de drang naar efficiency, macht en winst er voor gezorgd heeft dat de belangen van de mens en de samenleving uit het oog zijn verloren. Met gigantisme is de menselijkheid verdwenen en zijn er grote risico's voor de maatschappij voor terug gekomen. De weten inmiddels dat de weerbaarheid van de natuur gebaseerd is op kleinschaligheid, het gigantisme heeft de weerbaarheid uit de economie verwijderd.

(Zie het boek 'Gigantisme' van Geert Noels)


Amoraliteit

In zijn boek ‘Dit kan niet waar zijn’ bekijkt Joris Luyendijk de bankencrisis van 2008. Eén van de oorzaken van de bankencrisis was de manier waarop hypotheken verkocht werden. Vóór die tijd (2008) zijn er veel huizen voor steeds hogere prijzen verkocht. Dat kon door mensen hypotheken te verkopen die zij met hun salaris nooit konden betalen. Door een beleggingshypotheek aan te bieden met een hoog ‘verwacht’ rendement zou dat toch allemaal goed komen. Om de risico's van deze hypotheken voor de bank zelf af te dekken verkochten zij deze risico’s weer door via ingewikkelde financiële producten. Toen uiteindelijk de beleggingsopbrengsten inderdaad onvoldoende bleken en het verkoopspel van risico’s aan het licht kwam, stortte het financiële kaartenhuis in elkaar.

Wat Luyendijk vervolgens d.m.v. vele (veelal anonieme) interviews naar bovenhaalde is een beeld van een wereld afgezonderd van de maatschappij waarin zij acteert. Hij ziet vooral in de zakenbanken financiële constructie ontstaan waarbinnen de banken zelf eigenlijk geen risico meer lopen. Daarmee komt de weg vrij om met het geld van hun cliënten steeds grotere risico’s te nemen.

Je zou denken dat de banken vol zitten met slechteriken, maar dat is niet per se wat Luyendijk ziet. Wat hij wel ziet is dat dat moraal niet meer telt, dat er veel incompetentie is. Dat hebzucht en angst op grote schaal voorkomen en dat er perverse prikkels zijn die alleen nog maar sturen op ‘meer geld maken’. Het beheersen van risico’s kost ook tijd en geld en daar wordt dus steeds meer en meer op bezuinigd. Kortom er is geen controle meer op het eigen gedrag.

De zorg voor de financiële huishouding van de maatschappij is naar de achtergrond verdwenen, in plaats daarvan wordt de samenleving uitgebuit. De financiële wereld is een parallelle wereld geworden naast, in plaats van dat ze nog onderdeel zou zijn van de maatschappij. De economische theorie zegt dat de markt vrij moet zijn. Het lijkt erop dat als we de financiële wereld zichzelf laten ontwikkelen, los van maatschappelijke bemoeienis, dat er dan een monster ontstaat die uiteindelijk de samenleving schade toebrengt. Sociale interactie tussen de identiteiten economie, overheid en samenleving is noodzakelijk om te kunnen blijven sturen op moreel gedrag.

(Zie het boek 'Dit kan niet waar zijn' van Joris Luyendijk)

Machtsverhouding

In een rechtsstaat kunnen zowel burgers als bedrijven naar de rechter stappen om hun recht te halen. Dit zou tot een gelijkwaardige en eerlijke (conform wetboek) maatschappij moeten leiden.

 

Stel een burger, een particulier, wil een groot miljarden bedrijf via de rechter dwingen om te stoppen met het schade toebrengen aan zijn omgeving. Deze particulier moet dat bekostigen vanuit zijn uurloon, dat hij verdient door overdag te werken en dat ook gebruikt wordt om in zijn bestaan te voorzien. Daarnaast is de particulier geen specialist in recht, geen specialist op het gebied van de specifieke vervuiling. Deze particulier heeft geen connecties bij de overheid voor lobbywerk, hij of zij kan zich moeilijk organiseren met lotgenoten omdat de samenwerking op vrijwillige basis plaats vindt. De particulier is 24x7 emotioneel betrokken in het proces, het gaat om zijn gezondheid. Met andere woorden de particulier heeft weinig tijd, geld, kennis en invloed tot zijn beschikking en het zal zijn mentale gezondheid schaden.

Als het gaat om een groot miljarden bedrijf zal deze advocaten en specialisten inhuren die de zaak aanvechten. Voor deze specialisten is deze zaak gewoon werk, een inkomstenbron zonder emotionele binding. Duurt de rechtszaak lang dan zullen op termijn nieuwe advocaten en een nieuw bedrijfsmanagement het stokje over nemen. De rechtszaak kost de onderneming geld, maar zolang de productie door kan gaan tijdens de rechtszaak, zal de omzet en winst ruimte geven om dat te doen. De onderneming heeft vanuit haar positie al connecties bij overheid en bedrijfsleven om haar zaak te bepleiten. Als er een uitspraak komt die actie vereist om de schade te herstellen kan er een vertragingstactiek door de advocaten worden bedacht. Met andere woorden het miljarden bedrijf heeft tijd, geld, kennis en invloed tot zijn beschikking en het zal de mentale gezondheid van de betrokkenen niet schaden.


Een democratisch rechtssysteem biedt geen oplossing voor het verschil in machtsverhouding tussen een individuele burgeridentiteit en een economische bedrijfsidentiteit. De vraag is welke morele rol de economie wil aannemen? Één waarin het machtsverschil volledig wordt benut, of één waarin aandacht voor de belangen van de ander worden meegewogen vanuit een morele verantwoordelijkheid.

(Vrij vertaald uit het boek 'Not Time' van Naomi Klein en vanuit media berichten over dit soort zaken.)

 



Geld verduisteren

Oliver Bullough bespreekt in zijn boek Moneyland hoe kapitaal verdiend binnen de maatschappij ontkomt aan het betalen van belasting. Inkomsten gemaakt binnen de contouren van de maatschappij worden namelijk via allerlei methodes weggesluisd naar het, door Bullough geïntroduceerde, metaforische Moneyland. Van daaruit kan het geld later zonder risico’s weer opduiken in de maatschappij om het vrijelijk uit te geven aan bijvoorbeeld een plezierjacht van  100 meter of meer.

De belangrijkste conditie om geld te kunnen verbergen is dat geld wel vrijelijk landsgrenzen kan passeren, maar dat wetgeving per land is ingericht. Met behulp van juristen en advocaten worden constructies bedacht om geld van Moneylanders naar Moneyland tussen de grenzen van landen te laten ‘verdwijnen’. Het achterhalen van deze malafide praktijken vergt een enorme juridische inspanning door de overheid van het land van oorsprong van de inkomsten. Elke juridische samenwerking over de grens is moeilijk en kost veel tijd. Het effect is dat de maatschappij niet alleen belastinginkomsten mis loopt, maar nu ook kosten moet maken om dit belastinggeld alsnog te kunnen innen. Zonder garantie op succes! Met digitale communicatie zijn nieuwe routes naar Moneyland sneller op te zetten dan ze ooit via de rechtsgang zijn te ontrafelen.

Het boek doet wat geheimzinnig aan omdat er niet veel exacte voorbeelden in staan, maar later blijkt dat dit een onderdeel van Moneyland is. Er kan een sterke dreiging komen vanuit Moneyland als een schrijver of uitgever tot publicatie overgaan van gegevens uit hun onderzoek.

Moneylanders profiteren dus wel van de mogelijkheden die een land, een maatschappij, biedt. Ze kunnen daarbinnen hun bedrijvigheid ontplooien en winst maken. Bijdragen aan de verdere ontwikkeling van die landen doen ze liever niet. Daarmee ondermijnen de Moneylanders de mogelijke ontwikkeling van een land op basis van democratische gronden.

(Zie het boek 'Moneyland' van Oliver Bullough)

Autonomie en verantwoordelijkheid

In de afgelopen decennia hebben veel overheden bedrijven vergunningen verleend om bijvoorbeeld vervuild water te lozen. Als de vervuiling ‘binnen de wettelijke grenzen bleef’ dan was dat oké. Als samenleving willen we nu deze vervuiling tegengaan, er moet overgestapt worden op minder vervuilende productiemethodes. Omschakelen van productiemethodes kost geld en dat tast de economische positie van bedrijven aan. Daarom willen bedrijven gecompenseerd worden door de overheid. Als je kijkt naar de burgers die ziek zijn geworden door de vervuiling in hun omgeving is er zelden spraken van compensatie voor aantasting van hun gezondheid.

Toen de slavernij wettelijk werd afgeschaft kregen slavenhouders compensatie voor de geleden economische schade. Zij verloren immers een deel van hun kapitaalinvestering in een productiemethode die onder de oude wetgeving wel was toegestaan. De tot-slaaf-gemaakten ontvingen geen compensatie voor de vrijheidsberoving die onder de oude wetgeving had plaatsgevonden. Die was toen immers geoorloofd.

Als samenleving ontwikkelen we ons in ons moreel gedrag, althans we doen ons best. Daarom passen we ook regelmatig de wetgeving binnen onze maatschappij aan. Nieuwe inzichten over de effecten van ons handelen en nieuwe morele waarden worden op die manier vastgelegd. In een maatschappij van gelijken brengt iedereen een offer om aan de nieuwe wetgeving, de nieuwe moraal, te voldoen. De vraag is of de economie bij de ontwikkeling van moreel gedrag van de samenleving een rol wil aannemen van buitenstaander of van morele medestander? En dus haar deel van de investeringen op zich wil nemen.

(Compensatie voor vrijgemaakte slaven, zie bijvoorbeeld:
Afschaffing slavernij in Groot-Britannië

Compensatie afschaffen slavernij in Nederland)


Moraliteit

We zijn tegen een algemene systeemfout in menselijke organisatiesystemen aangelopen. Als een identiteit binnen een organisatiesysteem zich een onafhankelijke en onaantastbare positie weet aan te meten, zal de moraliteit van die identiteit alleen maar verder afbrokkelen.

Daarbij is het streven naar een onafhankelijke en onaantastbare positie in een organisatiesysteem, lees hier de maatschappij, op zich al een amorele daad. 'Samen? Dus niet!'
 

De economie is onderdeel van de maatschappij en zelfs bij de gratie van de maatschappij. Als de economie zichzelf graag een identiteit aanmeet is daar op zich niets mis mee, maar dan mogen de samenleving en de overheid ook moreel gedrag verwachten.


De economie is natuurlijk niet één identiteit en daarom is de economie net zo divers als de burgers in de samenleving en de partijen in de politieke. In de economie zijn steeds meer initiatieven zichtbaar die een andere economische moraal laten zien. Dat neemt niet weg dat groter en machtiger worden steeds weer leidt tot het gedrag zoals hierboven vanuit diverse bronnen is belicht.

Slot

In een volgende blog wil ik ingaan op hoe de moraliteit weer onderdeel kan worden van de identiteit economie door opnieuw naar de rolverdeling van de identiteiten te kijken Op die manier kun je tot een ander soort samenwerking komen tussen de drie identiteiten samenleving, overheid en economie. Daarmee kan er dan weer ruimte ontstaan om elkaar op moreel gedrag aan te spreken.